vrijdag 22 februari 2013

Soms krijg je zomaar een verhaal kado

Zes jaar geleden opende ik in Muiden een 2e spreekkamer in de hoop dat er nieuwe huizen op het oude terrein van de kruitfabriek gebouwd zouden worden. Een jaar later stortte de economie in en zakte de huizenprijs. Als ondernemer zeur je niet en maak je er het beste van. We zijn nu nog 3 ochtenden een uurtje geopend voor de enkele kleine behandeling, vaccinatie of advies. Helaas gebeurt het regelmatig dat ik rustig aan de administratie kan werken. Soms is afleiding dan best welkom en gisteren vertelde een goede klant een verhaal uit zijn jeugd. Lag het aan de tijd van het jaar of onze gemeenschappelijke herkomst? Wie zal het zeggen, ik was enigszins aangedaan en mag het gelukkig met jullie delen...

Voor mij begint ons gemeenschappelijke verhaal bij Karl-Hugo. Een wat kalend teckelreutje van een oudere stadsgenoot. Karl-Hugo heeft inmiddels de eeuwige jachtgronden opgezocht en werd opgevolgd door Vadim die ik helaas een aantal maanden geleden heb moeten laten inslapen. De heren dachten dat dit hun laatste hondje zou zijn maar gelukkig dacht de fokster van Vadim hier anders over. Ze had nog een ouder teefje die geen nestje meer mocht hebben. Deze wilde ze wel afstaan aan Meneer en zijn vriend. Zo kwam Froukje hun gezelschap houden, de voorlopig laatste in een rij van vele honden in het leven van deze meneer.

Het verhaal dat hij vertelde, gaat over de eerste teckel. Om precies te zijn het hondje van zijn oudere broer. De broer was heel erg goed op school en mocht om die reden een wens doen. Hij wilde graag een teckeltje. "Hier komt niets van in" zei zijn vader. "Ik ga echt niet met zo'n klein beestje over straat". Vader had zelf een Herder. Zoon hield voet bij stuk en beloofd was beloofd. Hexje zou er komen en Hexje kwam er.

We spreken over het laatste jaar van de Tweede Wereld oorlog in een grote stad in het oosten van Duitsland. Het gebied werd bestookt met bommen van de geallieerden en vader was verantwoordelijk voor de bescherming van de burgerbevolking. Het was verboden om honden mee de schuilkelders in te nemen want je wist maar nooit hoe ze in paniek zouden reageren. De jongens hielden zich hier in het begin niet aan en toen vader hier achter kwam was het huis te klein. Er werd een hut gebouwd en in de keuken gezet. Hier moest het hondje dan in als er weer een luchtalarm klonk en de schuilkelder opgezocht moest worden.

19 februari 1945 was een prachtige voorjaarsdag. Het alarm loeide maar moeder had weinig zin om de kelder op te zoeken. Tot nu toe was het steeds loos alarm geweest en dat zou het nu vast ook weer zijn. De oudere broer liet het er niet bij zitten. Vader - aan het werk aan de andere kant van de stad - had bepaald dat ze de schuilkelder moesten opzoeken en hier mochten ze niet tegen in gaan. Hexje werd in de hut gezet en zoons en moeder daalden af in de niet geheel voltooide schuilkelder. De materialen om het plafond te stutten lagen al in de tuin maar hier was men nog niet aan toe gekomen.

Na een tijdje hoorden ze hoe een bom aan de tuinkant het huis binnen vloog, en zonder te ontploffen via de keuken het huis weer uit vloog en aan de overkant van de straat tegen een bomenrij ontplofte. Door de drukgolf werd het huis opgetild en stortte in. Het jongetje van acht werd door zijn oudere broer onder een deurkozijn geduwd maar moeder was minder gelukkig en raakte bedolven onder het puin. Gelukkig kon ze gewond maar levend onder het puin vandaan getrokken worden en kropen ze de tuin in.

Bij vader op het werk brandden er lichtjes op de plekken waar de bommen waren gevallen en hij wist dat het mis was. Medewerkers vroegen hem of ze een auto moesten sturen om te kijken of alles in orde was, maar hij vond dit een verspilling van de schaarse middelen. Zonder zijn medeweten werd er toch iemand op de motor weggestuurd. Deze trof alleen maar puinhopen aan. Ze moesten ervan uitgaan dat niemand meer in leven was.

Een school in de buurt was aangewezen als verzamelplaats voor door de bombardementen dakloos geworden mensen, dus daar gingen moeder en de kinderen ook naar toe. Hexje was in geen velden of wegen te bekennen en aangezien er van het huis niet meer dan een hoop puin over was, gingen ze er van uit dat ze dood onder de brokstukken lag. Toen ze bij de school aankwamen, bleek ook deze niet meer overeind te staan. Ze besloten daarom in het donker langs de brandende huizen maar op weg naar het kantoor van vader te gaan.

Toen ze weer langs de smeulende resten van hun huis kwamen zagen ze in het donker twee ogen glinsteren en hoorden ze een hondje jammeren. Hexje was natuurlijk niet in het hutje gebleven en liep vrij door de keuken toen de bom ontplofte. Dit redde haar leven. Door de drukgolf is ze waarschijnlijk door het raam naar buiten geblazen.


Uiteindelijk gearriveerd bij het kantoor van vader was deze volledig ontredderd bij het zien van zijn doodgewaand gezin dat vies en bebloed binnen kwam strompelen met de kleine teckel in hun armen. Een klein lichtpuntje in een verder duistere tijd.

Voor meer waar gebeurde verhalen over dieren in oorlogen:
Oorlogsdieren, een prachtig boek van Bibi Dumon Tak.